-
1 achterpand
-
2 taille
♦voorbeelden:een japon innemen in de taille • rétrécir une robe à la taille -
3 zak
♦voorbeelden:een papieren zak • un sac en papieriemand de zak geven • virer qn.de zak krijgen • se faire virer〈figuurlijk; Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand in de zak steken • embobiner qn.die jurk zit, hangt als een zak • cette robe te va (lui va) comme un sac→ link=geld gelddiep in de zak tasten • ouvrir tout grand sa boursemet de handen in de zakken lopen • se promener les mains dans les pochesiemand in zijn zak hebben • ne faire qu'une bouchée de qn.die kun je in je zak steken! • attrape ça!geld op zak hebben • avoir de l'argent en pocheuit eigen zak betalen • payer de sa pocheiemand zijn zakken vullen • 〈 figuurlijk〉 graisser la patte à qn.4 die vent is een ontiegelijke zak! • quel con ce mec!het kan hem geen zak schelen • il s'en bat l'oeil -
4 zak
2 [deel van kledingstuk] pocket3 [bergplaats voor geld] purse5 [biljart] pocket7 [zakvormig iets] bag♦voorbeelden:een zak patat • a bag/ Bpacket of Bchips/ Afrench fries〈 figuurlijk〉 die kun je in je zak steken! • you can put that in your pipe and smoke it!geld op zak hebben • have some money in one's pockets/on oneuit eigen zak betalen • pay out of one's own pursezijn zakken vullen • line one's pockets6 die vent is een ontiegelijke zak • that guy is a real asshole/shithead -
5 visgraat
3 [weefsel, kledingstuk] 〈 weefsel〉 tissu 〈m.〉 à chevrons 〈 kledingstuk〉 vêtement 〈m.〉 en tissu à chevrons -
6 kraag
1 [deel van een kledingstuk] collar4 [laag schuim] head♦voorbeelden:de kraag van zijn jas opzetten • turn up one's coat collar/the collar of one's coatiemand bij/in zijn kraag grijpen • 〈 beetpakken〉 grab someone by the collar; 〈 arresteren〉 arrest someone3 de kraag van een buis • the collar/flange of a pipe -
7 baan
4 [sport en spel] piste ⇒ 〈 tennis〉 court 〈m.〉 ⇒ 〈 bij zwemmen, atletiek〉 couloir 〈m.〉 ⇒ 〈 auto〉 circuit 〈m.〉7 [techniek] voie♦voorbeelden:wat een baan! • quel métier!een baan bij de overheid • un emploi dans l'Administration2 iets op de lange baan schuiven • reporter qc. indéfiniment〈 figuurlijk〉 ruim baan geven • donner carte blanche (à qn.)〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 met iemand over de baan kunnen • s'entendre avec qn.dat is van de baan • il n'en est plus question4 een baantje trekken • 〈m.b.t. schaatsen〉 faire un tour de piste; 〈m.b.t. zwemmen〉 faire une longueur de bassin -
8 boord
4 [scheepswand; schip, luchtvaartuig] bord♦voorbeelden:een stijve boord • un col dur4 aan boord van … • à bord de …aan boord gaan • monter à bordbinnen boord • à bordeen lijk over boord zetten • immerger un corpsman over boord! • un homme à la mer!〈 figuurlijk〉 iets over boord werpen • laisser tomber qc.van boord gaan • débarquer→ link=man man -
9 pand
-
10 boord
2 [(losse) kraag] collar3 [(lucht)vaartuig] board♦voorbeelden:het vliegtuig had 120 passagiers aan boord • the plane had 120 passengers on board/aboardaan boord van het schip gaan • board the shipvan boord gaan • disembark -
11 front
2 [leger] [voorste gevechtslinie, gebied waar gevochten wordt] front ⇒ 〈 voornamelijk figuurlijk〉 forefront4 [meteorologie] front♦voorbeelden:2 het vijandelijke/oostelijke front • the enemy/eastern frontaan het front sneuvelen • be killed at the frontop twee fronten actief zijn • be active on two fronts -
12 pand
-
13 kiel
-
14 klein
♦voorbeelden:de kleine man, luiden • les petites genseen kleine woordenschat • un vocabulaire pauvreklein gebouwd zijn • être de petite taillehebt u het niet kleiner? • vous n'avez pas la monnaie?het vliegtuig maakt de afstanden kleiner • l'avion rapproche les distanceseen kledingstuk kleiner maken • rétrécir un vêtementklein schrijven • avoir une écriture finedie broek is hem te klein • ce pantalon est trop étroit pour luiuiterst klein verschil • différence minimeklein van geest • mesquinde kleine • 〈 baby〉 le petit, la petiteeen kleine drie kilometer • trois kilomètres au (grand) maximumin het klein • en miniaturein het klein verkopen • vendre au détailtwee is kleiner dan drie • deux est inférieur à troisklein maar dapper • petit de taille, mais grand de coeur〈 spreekwoord〉 wie 't kleine niet eert, is 't grote niet weerd • celui qui ne se baisse pas pour ramasser une épingle n'est pas digne de trouver une livre¶ iemand klein krijgen • mater qn.zich klein maken • se faire tout petit→ link=beer beer, link=boodschap boodschap, link=kopje kopje, link=kort kort, link=middenstander middenstander -
15 schouderband
♦voorbeelden: -
16 topje
♦voorbeelden: -
17 borstwijdte
-
18 kous
♦voorbeelden:kousen stoppen • darn socksop (zijn) kousen lopen • walk in one's stocking feetmet de kous op de kop thuiskomen • come away with a flea in one's ear -
19 passend
3 [zo dat het op/in iets past] fitting♦voorbeelden:niet bij elkaar passende sokken/partners • odd socks, incompatible partnersgeen passend werk hebben • be unsuitably employedkunt u iets passends vinden bij deze das? • can you find something to match this tie?een broek met een daarbij passende jas • trousers with a matching coatgoed/slecht bij elkaar passend • ill-/well-matchedeen goed bij elkaar passend paar/stel • a good matchniet passend bij • not suitable/unsuited forniet passend zijn voor • be unbecoming forniet passend • badly fittingniet-passend kledingstuk • ill-fitting garment -
20 taille
1 [middel] waist2 [deel van een kledingstuk] waist(line)3 [omtrek] waist (size)♦voorbeelden:1 een dunne/fraaie taille hebben • have a slender/lovely waistze gespte een ceintuur om haar taille • she buckled a belt around her waistte nauw in de taille • too narrow at the waist
- 1
- 2